Op de foto hierboven: in de oeverzone Diedensche Uiterdijk ontstaat door kleiwinning gevarieerde natuur met ondiep water, riviermoeras en kruidenrijke graslandruigtes.
Uitdroging op de loer
De Benedenmaas, de rivier tussen grofweg Cuijk en Bokhoven, is misschien wel het minst natuurlijke rivierentraject van Nederland. De rivier werd in de jaren ’30 gekanaliseerd en er werden stuwen aangebracht voor de hoogwaterveiligheid en de scheepvaart. Het gevolg: de rivierbodem kwam steeds dieper te liggen, en de aangrenzende uiterwaarden werden steeds droger.
Door kleiwinning ruimte voor riviernatuur
Geen enkel Nederlands riviertraject is de laatste 10 jaar landschappelijk zo snel veranderd als de Benedenmaas. In verschillende gebieden maakte intensief agrarisch gebied (vaak akkerland met maïs) plaats voor riviernatuur. Door de aanleg van nieuwe hoogwatergeulen en het uitgraven van oude meanderbogen krijgt de rivier de ruimte en kan riviernatuur zich beter ontwikkelen. Kleiwinning zorgde in veel gevallen voor deze gebiedstransformatie.
Maas in Beeld
Onder de noemer ‘Maas in Beeld’ deden rivierecologen in opdracht van overheden en grondstoffenwinners onderzoek naar wat de eerste inrichtings- en natuurprojecten ecologisch gezien hebben opgeleverd. Van de oudste projecten konden de resultaten worden vergeleken met een eerdere inventarisatie.
K3 Gebiedsontwikkeling en kleiwinner Delgromij zijn projectpartner vanwege de ervaring met afgeronde gebiedsontwikkelingsprojecten zoals Keent, Loonse Waard, Liendense Waard, Hemelrijkse Waard en Koornwaard. In samenwerking met partners zijn alleen al met deze projecten grote natuurgebieden ontwikkeld met een gezamenlijke grootte van ongeveer 780 hectare. Dit oppervlak staat gelijk aan ruim 1.100 voetbalvelden. Andere projectpartners zijn onder andere: Wereldnatuurfonds (WNF), ARK Rewilding Nederland, Staatsbosbeheer, Natuurmonumenten, maar ook landschapsorganisaties en overheden.
Natuurwinst
De sierlijke kluut is een pionierssoort die al dan niet tijdelijk profiteert van de graafwerkzaamheden.
In de periode 2017 t/m 2019 zijn acht, vaak recent heringerichte gebieden met een gezamenlijk oppervlak van ca. 1.000 hectare onderzocht. Op basis van de inventarisaties kunnen we onder andere het volgende concluderen:
- Kenmerkende rivierpioniers van droogvallende oevers (o.a. bruin cypergras, klein vlooienkruid, slijkgroen en fraai duizendguldenkruid) hebben enorm geprofiteerd van de aanleg van grote gebieden met flauwe oevers, natte laagtes en terreinen met maaiveldverlaging. Voor de aanleg van de nieuwe rivierprojecten kwamen deze soorten praktisch niet meer voor langs de Benedenmaas.
- De tot voor kort zeldzame droge pionierssoorten (onder andere: Duits viltkruid, dwergviltkruid en bleekgele droogbloem) zijn weer terug. Zij gedijen goed in delen waar oude zandopduikingen en oeverwalruggen zijn vrij gegraven.
- Door het graafwerk in inrichtingsprojecten zijn open (pionier)situaties ontstaan, waardoor je nu weer diverse stroomdalsoorten (o.a. kattendoorn, kruisdistel en zacht vetkruid) ziet. Ook de verandering van beheer (van landbouw naar natuur) speelt hierbij een belangrijke rol.
- Bovendien trekken de heringerichte gebieden zoogdieren zoals de bever en das aan, maar ook watervogels, ruigte- en struweelbroedende vogels en libellen.
Fraai duizendguldenkruid
Leren van het verleden
- Voor de ontwikkeling van laagdynamische, ondiepe wateren (zoals oude rivierbochten en rietmoerassen) met veel waterplanten (deze ontbreken nu veelal) is de aanbeveling om wateren niet aan te laten sluiten op de rivier. De nieuwe wateren krijgen dan een eigen natuurlijk verloop van het waterpeil (hoog in de winter, laag in de zomer) ten opzichte van het (vaste) gestuwde peil op de rivier.
- Voor goed ontwikkeld rietmoeras zullen we de natuur een handje moeten helpen. Zeker als er geen bronpopulaties meer aanwezig zijn. Door aanplant van riet in combinatie met tijdelijke bescherming tegen ganzen en grote grazers kan binnen enkele jaren een uitgegroeid rietveld worden ontwikkeld. Langs de Rijnstrangen in Gelderland zijn de projecten van Staatsbosbeheer: Erfkamerlingschap en Revensweert hier goede voorbeelden van.
- De uitgestrekte uiterwaarden bieden veel ruimte voor de ontwikkeling van ooibos, zonder dat dit bij hoogwater voor ongewenste opstuwing zorgt. Daarom is het goed om in projecten volop ruimte voor ooibosontwikkeling op te nemen.
- Bij de aanleg van nieuwe geulen is het belangrijk om ook de omliggende gronden reliëfvolgend mee te verlagen. Op deze manier zorg je voor een betere uitgangssituatie voor de ontwikkeling van riviernatuur.
De uitkomsten van het onderzoek zijn opgenomen in een zogenaamde synthesebrochure. Hierin zijn op basis van ervaringen van de uitgevoerde projecten en de inventarisatie bovenstaande ontwikkelingskansen genoemd. Meer informatie over de achtergrond, de onderzochte gebieden, de inventarisatie en ontwikkelingskansen lees je in de synthesebrochure.